«terug

In Memoriam

Jos Lagro

Jaap Bol

Jos... de sectiegenoot

Vrienden,

Dat is de aanhef van een aantal mailtjes die Jos naar zijn sectiegenoten stuurde. Iedereen zet daar: collega's of beste mensen of dames en heren, maar Jos schreef: Vrienden.

Ik had zo'n mailtje afgedrukt en zat dat op een ogenblik met Jos te bespreken, toen zijn oog op die aanhef viel en hij haast verontschuldigend zei: "dat meen ik hoor!"

En zo was het ook. Vanaf voorjaar 1989 zijn wij als sectie informatica bezig geweest het vak vorm te geven. Daartoe kwamen we wekelijks een halve dag bij elkaar thuis, waarbij uiteraard ook andere zaken dan het vak besproken werden. In die setting voelde Jos zich het best.

Nog meer genoot hij van de keren dat we als sectie "op de hei" zijn geweest. Hij was daar ook de grote promotor van. Hij organiseerde dat, zocht een gelegenheid uit en zorgde voor culinaire lekkernijen.

Tijdens die bijeenkomsten hebben we als sectiegenoten ook wel onze ongerustheid geuit over zijn leefwijze. Zijn reactie was dan vaak: "Dat moet je mij maar gunnen. Ik heb weinig anders". Dat verontrustte ons maar we wisten er eigenlijk niet goed raad mee. Tot hij werkelijk lichamelijk instortte. Die waarschuwing van zijn lijf nam hij serieus en stopte van de ene op de andere dag met roken. En tot ieders verbazing heeft hij dat daarna volgehouden. Een prestatie waaruit bleek dat hij, anders dan we wel eens dachten, over grote wilskracht beschikte als dat nodig was.

Zijn verhouding met mij was een heel bijzondere. We konden elkaar aardig jennen. We hadden daar allebei een zeker genoegen in, omdat we wisten dat we elkaar graag mochten. Voor anderen was dat wel eens een beetje vreemd. Toen Roland hier net was heeft hij meermalen bezorgd gevraagd of een sectie wel goed kon functioneren als er twee van die kemphanen in zaten. Het bleek in de praktijk best mee te vallen.

Een voorbeeld. Ieder jaar kwam op een zeker moment aan de orde wie welke groepen zou lesgeven. Iedere keer begon Jos dan dat hij het vertikte om weer drie avonden naar school te komen. Dan zei ik: Nou dan neem ik de DAVO wel. Waarop Jos gauw over iets anders begon en even later zei dat hij natuurlijk de DAVO weer deed. Daarbij gaf hij aan dat dat een belangrijk deel van zijn sociale leven uitmaakte. Hij sprak daar veel met wat oudere studenten en wist zodoende goed wat er onder hien leefde.

Veel hebben Jos en ik ook gesproken over geloven en andere religieuze zaken. Zijn houding was daarbij die van: dat heb ik achter me gelaten. Maar of dat zijn grondhouding was heb ik nogal eens betwijfeld. Opvallend vaak begon hij over wat geloven inhield. Menigmaal moest hij toch nog eens zeggen dat hij misdienaar geweest was. Anders dan wat hij met zijn exacte achtergrond graag suggereerde was hij ook sterk geinteresseerd in niet-exacte aangelegenheden.

Ik zal me Jos blijven herinneren als een fijne, kritische en gezellige collega, maar vooral: als vriend.